Het isorast dakisolatiesysteem
- Eenvoudige verwerking: Dakisolatieplaten vast spijkeren en dakpannen leggen – klaar Geen panlatten benodigd.
- Hoge isolatie waarde: U-waarde 0,20 W/(m2K). U-waarde 0,10 W/(m2K) bij extra 20 cm isolatie tussen de sporen.
- Thermische bruggen: Door de gesloten isolerende schil treden er geen thermische bruggen op. De samenvallende dakisolatieplaten zijn ononderbroken.
- Gecontroleerde afwatering: Een uitgekiend afwateringssysteem voert indringend water tot aan de dakrand af.
- Duurzaamheid: De buitenste isolatie beschermt de balken tegen warmte, kou en vocht.
Maatvoeringstekeningen
Technische gegevens
Verwerking zonder isolatie tussen de sporen
Is alleen van toepassing, wanneer de balken over de volledige afmetingen vanuit de binnenkant zichtbaar moeten zijn. In dit geval is het zinvol dat de balken gelijk geschaafd gemonteerd worden. Een impregnering is dan niet nodig, aangezien de balken in het binnengebied liggen. Werkvolgorde:
- Op de balken een spaanplaat leggen van minstens 16 mm dik met messing en groef vast nagelen. Dit maakt de binnenkant behangklaar, wordt de geluidsisolatie verhoogd en dient het tegen windopstijging.
- Daarop een dikke PE bouwfolie plaatsen en vastnieten. Folie van onder naar boven aanbrengen zodat ze elkaar overlappen en waardoor het eventuele indringende water naar beneden kan aflopen.
- Aan het voeteind gootlatten bevestigen, die uit regels van 10×10 cm, 6×6 cm en een gootlatje bestaat. Allemaal geïmpregneerd.
- Vervolgens om een afstand van 24 cm een geïmpregneerde daklat bevestigen. Daarna een kleine dakisolatieplaat alleen voor de eerste rij plaatsen.
- Nu een panlatmaat van 34 cm op de linker en rechter dakrand tot de nok uitzetten om te zien of ook daadwerkelijk de maat tot nok klopt.
- Een panlatmaat van 34,5 cm is ook nog mogelijk. Dan wordt worden de dakisolatieplaten minder strak in elkaar gezet.
- Op de top moet – afhankelijk van de helling – de laatste plaat volgens naast staande figuren besneden worden.
Opmerking: Men doet er goed aan dit al te overwegen bij het maken van het ontwerp van de balklengte en de dakhelling enigszins te veranderen. De panlatmaat van 34 cm is namelijk niet te veranderen, maximaal, zoals beschreven, tot 34,5 cm. Een panlatmaat van 35 of 36 cm brengt aanzienlijke extra werk: Alle naden aan de binnenzijde moeten naderhand nog met isolatie schuim worden gedicht.
- Nu de dakisolatieplaten vanaf links beginnen te leggen.
- Deze platen op de balken nagelen: Bij elke dakisolatieplaat zijn twee verzinkte spijkers met extra grote koppen bijgevoegd.
- Is men aan het eind gekomen dan wordt het overstekende deel afgesneden en gelijk bij de aanvang van de volgende rij weer geplaatst. Zo wordt er niks verspild.
- Het verband moet minstens 15 cm zijn. Worden de dakisolatieplaten zonder spaanplaat geplaatst dan moet deze maat 60 cm zijn.
- In elke derde rij in het uitgezette maatraster een draad spannen en zo de linies controleren.
- Bij het betreden van de dakisolatieplaten kan men de houders voor de dakpannen niet beschadigen.
- Bij dakhellingen van meer dan 30 ° bestaat het gevaar van uitglijden. Er zijn zogenaamde “Treeprofielen” die 2 m lang zijn, deze kun je gewoon ophangen aan de plaat (zie figuur 37). Per dakdekker zijn er maar 4-5 stuks nodig, omdat deze altijd kunnen worden verplaatst wanneer nodig.
- Is men aangekomen op de nok, dan wordt er op elke balkpunt een ruiterhouder bevestigd.
- Laatste isolatieplaat recht snijden simpelweg met de isorast-gloeidraadsnijder.
- Mocht de laatste plaat niet passen dan kan deze kleiner gedimensioneerd worden. De laatste dakpannen hebben dan wel een grotere overlapping of ze worden afgesneden.
- Het is altijd beter om de maat passend te dimensioneren in het ontwerp.
- Na het monteren van de daktrim en goot wordt het dakvlak bedekt.
- Na de laatste rij, nokhouders exact in het midden buigen, op hoogte draaien, aan het draad zetten en afschuimen, zie afbeelding 26.
- Vervolgens de houten ruiter erop schroeven en daar weer de nokpannen op bevestigen.
Verwerking met isolatie tussen de balken
Het dak moet dikker geïsoleerd worden dan de muur:
- De warmte stijgt naar boven en leid in het dakgebied tot hogere verliezen dan in koelere gebieden
- De extra isolatie is bijzonder prijsgunstig, omdat men hier bijvoorbeeld ook afval materiaal kan worden gebruikt.
40 cm isolatiedikte is bij een dak in de noordelijke richting normaal. Voor passiefhuizen is deze dikte verplicht: In dit geval wordt niet een regel-balkenmaat van 8×16 cm genomen, maar 6×20, 6×22 of zelfs 6×24 cm. Deze dimensionering volgens de voorschriften van de
warmte-isolatie moet niet duur worden:
- Voor een balkenafmeting van 6×20 cm is het houtverlies nog kleiner dan bij een balkenafmeting van 8×16 cm. Werkvolgorde:
- De eerste binnenste folielaag aannieten ter plaatse van de balken.
- Er oplettend, dat het onderste eind van de folie ca. 20 cm over de wand loopt. Dat overlappende deel moet later luchtdicht met de wand verbonden worden. (zie figuur 40)
- Nokbalk aan onderkant van de balken bevestigen.
- Horizontale latten om een afstand van 25 – 30 cm vast nagelen.
- Eerste 50 cm van de holle ruimten tussen de balken stevig met steenwolmateriaal volstoppen.
Figuur
- Folie tot 50 cm onder de nok aan de balken nieten. Erop letten dat de laatste baan folie wordt overlapt door de baan eronder, daarmee kan er bij het opvullen met isolatiemateriaal geen ophopingen ontstaan.
- Folie randen zorgvuldig afplakken.
- Nu net als hiervoor beschreven, op de balken in twee richtingen latten nagelen.
- Opvullen met isolatiemateriaal. EPS deeltjes, van isorast in 400 liter zakken, aanbrengen in elke hoek.
- Ideaal: men kan bij de deeltjes tot wel 30% klein gebrokkelde EPS resten toevoegen. Zo is ook afval zinvol en ecologisch verwerkt.
- Tijdens de verwerking eerst altijd beginnen met EPS delen te vullen, dan het gebrokkelde afval en dan weer EPS delen. Luchttussenruimten zijn er niet, omdat de korrelige deeltjes niet ophopen en door hun vloeibaarheid de kleinste ruimtes bereiken.
- Nu onder nok opvullen met minerale wol en daarbij de EPS delen goed verdichten, ook door middel van afkloppen tegen een daaronder gelegen plaat. De tijd nemen om het goed te verdichten, om te voorkomen dat het materiaal door andere dergelijke schokken later zichzelf verdicht en dat er daardoor holle ruimtes ontstaan.
- Hierna met folie afdekken en alles luchtdicht afplakken. (figuur 38 + 39)
Dakbeëindigingen
Zonder dakoverstek
- Dakisolatieplaat gelijk met de wand afsnijden.
- Verbinding tussen de muur en de dakisolatieplaat isolerend afschuimen.
- Pleisterwerk aan de buitenkant tot over de rand van de dakisolatieplaat voeren.
- Eindpan niet meer dan 2 cm laten oversteken zodat er geen vogels bij kunnen.
1. Isorast-dakisolatieplaat
2. Onderlaag folie
3. Isolatie tussen de balken
4. Afgeplakte folie
5. Regel bevestigd aan de balken
6. Lat t.b.v. bevestiging van gipskarton platen
7. Gipskarton plaat
8. Butylband
9. Zelfklevend gipsdrager
10. Binnen pleisterwerk
Met dakoverstek
De houtenafwerking die buiten aan de onderkant te zien is, is een watervast verlijmde spaanplaat die wordt vastgenageld aan de balken. De houten afwerking aan de zijkant van de dakisolatieplaat wordt vastgehouden door middel van een isorast ankerspiraal. Zie figuur 44.
Met Sierprofiel
Onder de overstekende dakisolatieplaat wordt een sierprofiel vastkleeft en wordt samen met de wand bepleisterd. Zie figuur 45.
Roostertrap
Een roostertrap moeten worden vastgezet door middel van een 1 m lange schoorstrip die wordt gecombineerd met een isorast dakisolatieplaat en vast genageld op de balken. Een roostertrap element wordt wederom met de schoorstrips vastgeschroefd
Stormzekerheid
In stormgebieden moet een deel van de dakpannen extra met stormankers bevestigd worden. Hiervoor is er een isorast ondersteuningschoen die ook de lengte van een dakisolatieplaat is, 180 cm. Hier kunnen dan weer de stormankers aan bevestigd worden.
Mochten er maar weinig bevestigingsplaatsen beschikbaar zijn, dan kunnen stormankers ook met isorast isolatiepluggen vast geschroefd worden.
Sneeuw is een eenvoudige methode om thermische bruggen te detecteren op een dak: Terwijl bij een isorast-passiefhuis op geen enkele plaats warmte door ondichtheden en thermische bruggen verloren gaan, zijn de lekkages bij het naburige huis (figuur 47) duidelijk te zien. Ook de eerder beschreven thermische bruggen in het gebied ter plaatse van de buitenwand tekenen zich duidelijk af.
Luchtdichtheid
Het belang van goede aansluitingen, afplakken van folies en luchtdichte aansluiting van de dakfolie met het pleisterwerk van de wand zijn op thermografische afbeeldingen 28 en 29 duidelijk te zien.
Afbeelding 28: De balken van het dak en de platen tussen de balken gaan van binnen naar buiten door. Bij de wandoplegging ontstaat een kleine voeg. De dakfolie is niet meer met de wand verbonden. Resultaat: Koude lucht stroomt door deze voeg heen. Bij de dakvoet is er nog gipskarton aangebracht. De holle ruimte hierachter is compleet vol gestroomd met koude lucht. De thermische isolatie van de wand is onwerkzaam.
Afbeelding 29: Bij windbelasting verliezen ook de dekvloer en dakconstructie hun warmte.